Ik word zesendertig jaar. Zes-en-dertig. Als je me tien jaar geleden zou ge-timelapsed hebben aan welke astronomische snelheid het volgende decennium over me heen zou denderen, was ik waarschijnlijk scheeuwend weggelopen. Onwetend heb ik dus, stap voor stap, de chronologie des levens ondergaan. 

Het mag gezegd: Ik heb een mooi parcours afgelegd.

Ik heb kunnen proeven van de heerlijke verzuchtingen en escapades van het vrijgezellenbestaan om terecht te komen bij een fijne vriend (waar ik in alle schoonheid ook afscheid van heb genomen: we waren goed samen, maar niet sámen). Om dan tenslotte een échte liefdesrelatie aan te gaan met een heerlijk lief én twee fijne, bijna volwassen, plusdochters.

Ik heb kunnen genieten van allerlei baantjes, waarin elke dag mijn wereld en kennis een beetje groter werd. Om letterlijk de wereld in te trekken en me te verliezen in exotische extravaganza. Daarna gaan wennen aan een bureaujob als ambtenaar om dan uiteindelijk te eindigen als copywriter. Voor mij persoonlijk zowat living the dream.

Maar waar ik hoegenaamd niét over kan meespreken: kinderen.

Ik heb jarenlang mijn toekomstige kinderwens voor me uitgeschoven. Wachtend op die rammelende ovaria, gaf ik mezelf alle tijd die ik nodig zou hebben. Want mijn relatie zat niet helemaal goed. Of ik moest eerst wat geld sparen (alsof dat ooit zou gebeuren). Of het was écht effe te druk op werkgebied.

Zo ging jaar na jaar voorbij. En verscheen foto na foto online van mijn vroegere klasgenoten, vriendinnen en kennissen met hun nageslacht. Ik betrap mezelf er nog steeds op dat ik het even benauwd krijg als ik zo’n vrijgevochten vriendin zich helemaal zie verliezen in babyshowers en cuteness.

Maar ik? Ik voelde ‘m niet. Nog steeds niet.

 Niks nieuws, zul je denken. Die Ann, die heeft dat al eens verteld. In de Flair. Of op café. Ik geef grif toe dat ik daar nooit ofte nimmer een geheim van heb gemaakt: ik verkies een leven met zo min mogelijk verantwoordelijkheden. Als ik morgen naar Guatemala wil verhuizen, dan moet ik – bij wijze van spreken – overmorgen op het vliegtuig kunnen zitten. Ook heb ik gewoon geen zin om méé te draaien in onze maatschappij. Een maatschappij waarin we eigenlijk al als haringen in een ton zitten, die gestoeld is op verwijten en polarisering en waarin het blijkbaar normaal is om te moeten kamperen voor de school waaraan je je nageslacht wil toevertrouwen. Fijn voor degenen die daar geen graten in zien, maar ik heb daar allemaal geen zin in. En blijf daar dus met plezier mijlenver vandaan.

Ongemakkelijke stiltes

Het enige wat ik soms jammer vind: ik ben een outsider.

Echt.

Wanneer ik mensen van vroeger tegenkom, dan wordt me dit vaak pijnlijk duidelijk.

Kinderen, da’s een dankbaar onderwerp. Er zijn legio vragen te stellen.

Hoeveel? Geslacht? Leeftijd? Hobbies? Op dat moment gaat het gesprek nog vlot.

Maar dan kaatst de vraag plots terug naar mij. Wanneer ik naar waarheid antwoord dat ik ‘er’ geen heb, dan duikt de sfeer van het gesprek plots pijlsnel de dieperik in. Of, nog erger, dan valt er – na de verbaasde oh? – plots een snijdende stilte. De vragen en anekdotes die bij mijn gesprekspartner al standby stonden, zijn plots niet meer relevant wanneer duidelijk wordt dat ondergetekende wel een erg licht bestaan leidt.

Ik weet dan eerlijk gezegd ook niet meteen wat te doen. Een opmerking over het weer is maar een slappe comeback en met vuur beginnen te verdedigen waarom ik geen kinderen wil, tja, da’s ook genoeg om de persoon in kwestie de volgende keer in een grote boog om me heen te sturen. Waarover moet ik vertellen? Over hoe ik elke ochtend rustig een cappuccinootje slurp terwijl ik door instagram scroll om daarna rustig te gaan douchen met een gezellig muziekje op de achtergrond? Over hoe ik me in het weekend uren ongestoord kan verliezen in een goed boek? Of hoe ik met mijn lief spontaan erop uit kan trekken om een lange wandeling te maken en daarna op het gemak een blauwe Chimay te gaan drinken?

Wanneer ik vertel over mijn leven, dan voel ik me soms een beetje … gegeneerd. Mensen met kinderen hebben nog méér werk in hun vrije tijd dan op hun werk. Die hebben verantwoordelijkheid, die ploeteren en puzzelen naarstig (ja, da’s het woord!) om alle activiteiten van hun kroost ingepland te krijgen in een haalbare beurtrol voor het taxi spelen. Die hebben totaal andere prioriteiten in het leven. Hetgeen me soms ook wel een verademing lijkt dan het continu met zichzelf geconfronteerd te worden, maar da’s dan weer een ander verhaal.

Anneke krekel

Ik moet dan soms denken aan de fabel van de krekel en de mier. Een belerende vertelling die jonge kinderen in grove lijnen de niet mis te verstane boodschap meegeeft dat er in het leven hard gewerkt en afgezien moet worden, als je het goed wil doen. De mier is slim en goed en de krekel is een egoïstische klootzak die alleen maar aan plezier denkt.

Ik voel me de krekel.

En verontschuldig me nu al voor alle ongemakkelijke stiltes die nog gaan vallen.

Je mag altijd vragen hoe het met mijn hamster gaat.