Donderdagochtend. Terwijl ik in de keuken mijn koffie laat doorlopen, trek ik de koelkast open. Ik neem een potje yoghurt. Het is eigenlijk nog zeker tien dagen houdbaar, dus ik kan er evengoed later van eten. In plaats daarvan prop ik een zelfgebakken zandkoekje in mijn mond en knikker ik een stuk pecan pie én een chocoladekoekje op mijn bord. Ik nestel me met mijn koffietje en lekkers onder een dekentje voor de tv. Genieten. Toch zeker zolang mijn kaken aan het malen zijn. Wanneer ik mijn laatste brokje deeg heb doorgeslikt, slaat het schuldgevoel al toe. Maar geen paniek! Straks, als alles wat verteerd is, trekken we naar de fitness.

Waarschijnlijk.

Was ik niet beter in de auto gesprongen en naar de fitness gereden met een nuchtere maag? Of had ik toch maar beter een yoghurt met verse perzik gegeten? En wat gaan we vanavond eten? Iets gezonds? Vlees of vis? Of alleen groenten met iets van koolhydraten?

Dit is mijn leven de laatste tijd. Levensbelangrijke beslissingen die geen zak uitmaken.

Wanneer ik mijn Instagram open verschijnt ze weer. De parade van gespierde buikjes en afgetrainde vrouwenlijven die vroeger, in de goeie ouwe tijd, wel eens als anorectisch werden bestempeld, maar waar nu opgestoken duimpjes bijstaan. En applaus-handjes.

Foto’s van normale vrouwen, zoals ik mezelf ook als normaal beschouw, die ineens een voor-foto zijn geworden. De na-foto erbij geplakt van diezelfde vrouwen, maar dan gemiddeld tien kilo lichter, aders op de pelvis van het vetloze bestaan, sixpack en thigh gap, zongebruind en blakend van gezondheid ergens op een tropische locatie.

Ik ben me ervan bewust dat het merendeel van die vrouwen gemiddeld tien jaar jonger is dan ik. En mijn gezond verstand herinnert me eraan dat er ook zoiets als Photoshop bestaat.

Maar toch…

Mijn lijf en ik zijn nooit echt goede vriendjes geweest.

Als kind was ik een behoorlijke brok. En die brok kreeg steevast na elk Medisch School Toezicht als souvenir een folder met een slordig appeltje op getekend, mee.

Als enige van de klas. Wat een privilege.

Familiefeesten waren een evaluatie of ik weer was bijgekomen of eindelijk eens zou beginnen te puberen, zodat misschien eindelijk die overtollige kilo’s eraf zouden gaan. “Want als ze meisje wordt, zal ze wel vermageren.” Ik meende trouwens dat ze ‘vrouw’ bedoelden maar ik zweeg en nam een flinke hap van de abrikozentaart die mijn tante voor het niet-obese deel van de familie gebakken had.

Als ik aan het snoepen was, wat ik graag deed, want alles was zo lekker, werd me vaak gevraagd of ik nog niet dik genoeg was. Na een bezoek aan de kinderarts was het zo ver: mijn moeder’s illusie over ik die gewicht zou verliezen als ik ‘meisje/vrouw’ zou worden, werd de wereld uitgeholpen door dit heerschap en ik werd op dieet gezet.

Mager eten (1 keer per maand frieten, die me sindsdien nog telkens ontzettende buikpijn bezorgen), fitness met mijn ouders (oh de schaamte als ik daar als enige kind rondliep en de andere sporters gingen klagen dat dat kind daar hun uitverkoren toestel bezet hield). Ik herinner me de keren dat ik met mijn armen rond de poot van de keukentafel hing te brullen dat ik niet mee wilde, alsof het gisteren was.

Mijn hele kindertijd ben ik extreem zelfbewust geweest en ik heb spijt dat ik de uren die ik heb staan huilen voor de spiegel niet heb gebruikt om insecten te gaan zoeken om onder mijn microscoop te onderzoeken, boeken van Roald Dahl te lezen, te lachen tot ik buikpijn kreeg of radioshows te maken met mijn gele cassetterecorder.

Toen de puberteit eraan kwam en daarbij ook het andere geslacht zijn intrede in mijn leefwereld deed, vlogen de kilo’s eraf. Motivatie! Ik gooide mijn boterhammen vaak weg tijdens de lunchpauze, en in de zomer waren er momenten dat ik leefde op 1 druif per dag. Mager was ik, fantastisch. Maar het moment dat mijn toenmalige vriendje liefkozend zei dat ik een blubberbuikje had (ik was natuurlijk veel te snel afgevallen en mijn huid had zich niet meer kunnen herstellen, alle buikspieroefeningen ten spijt) heeft alle complimentjes en liefdesverklaringen onherroepelijk teniet gedaan in mijn herinnering.

De jaren gingen voorbij en mijn gewicht schommelde door de jaren heen met een kilo of vijf. Een periode van boulimie, crashdiëten en Weight Watchers later kwamen de stabielere jaren. Ik lette nog steeds een beetje op om ‘uitschieters’ te vermijden en ik had goede en minder goede dagen qua zelfacceptatie.

Mijn hele adolescentie ben ik extreem zelfbewust geweest en ik heb spijt dat ik de uren die ik heb staan huilen voor de spiegel niet heb gebruikt om te dansen op foute muziek, urenlang te telefoneren met mijn vriendinnen, stiekem te vrijen in de bosjes met mijn toenmalig vriendje.

Met het ouder worden zag ik in hoe banaal mijn jarenlange schermutseling met mezelf was. Want dat was het uiteindelijk. Was mijn leven zo leeg dat ik constant geobsedeerd was door mijn uiterlijk? Misschien. Of misschien was ik gewoon ziek. Er was geen dokter meer die me nog folders met appels toestopte, niemand die me nog vroeg of ik nog niet dik genoeg was wanneer ik aan het smullen was van een zakje chips. Maar in mijn hoofd waren ze er nog. En daar kon geen enkel goedbedoeld complimentje of geruststelling dat ik écht niet te dik was, iets aan veranderen.

En nu zijn we dus op het punt gekomen waarop het lijkt dat alles voor niks is geweest. Een ‘Mediummeke’ is niet meer okee. Een ‘Mediummeke’ is een voor-foto geworden.

Mager is alweer de nieuwe norm. Alleen zit het nu geniepig verpakt onder een laag spieren en de noemer ‘gezond leven’. Synoniem voor elke dag leven op een lepel havermout met blauwe bessen als ontbijt, een avocado als middageten, en wat kippenwit als avondeten. Daarbij nog  een uur of drie op de fitness/crossfit/trampoline-met-handvat/hot Yoga en het is zo gepiept: de kilo’s smelten weg als sneeuw voor de zon.

Nu mag iemand me wel eens uitleggen waar ze elke dag de tijd halen om uitgebreid te gaan sporten als je een normaal leven met partner (en soms nog wat nazaten) hebt. Microwave diner voor hen dan terwijl de vrouw des huizes haar kont gaat opkrikken met squats?

En al die gezonde keuzes qua eten: dat is toch ook een fulltime bezigheid? Om niet te zeggen hoe dodelijk saai de mensen die daar constant over praten, van worden. Op een feestje de minipizza’s afslaan om op een cashewnootje te knagen, luid verkondigend dat ze vanaf nu alleen nog maar paleo eten.

Paleo, het nieuwe leven, de redding voor iedereen met voedselintoleranties. Zoals de befaamde gluten-intolerantie, waarvan ik het bestaan zeker niet ontken, maar waarvan toch een deel van de zelfverklaarde patiënten bij dokter Google te rade is geweest.

Ik heb ook een tijdje gedacht dat ik gluten-intolerant was. Of lactose-intolerant. Of gist-intolerant.

Omdat ik al zoveel gastrospecialisten heb bezocht en niemand me iets wijzer kon maken, heb ook ik mijn eigen diagnose gesteld: ik heb helemaal zelf, op eigen houtje, mijn darmen verkloot. Door crashdiëten, door mezelf met momenten uit te hongeren, door boven de pot te gaan hangen als ‘damage control’.

Niks intolerantie dus, behalve misschien eentje voor mijn eigen lichaam.

Ik ben geen antropoloog maar het lijkt alsof gezond leven een nieuw statussymbool is geworden. “Kijk maar eens hoeveel zelfcontrole ik heb.” Opium voor het volk dat, wanneer het zich verloren voelt, zijn houvast vindt aan de bar. Ik bedoel de ijzeren stang op de fitness welteverstaan. De ironie.

Ik ben tweeëndertig jaar en extreem zelfbewust. Maar ik heb er geen zin meer in. Ik heb geen zin meer om tijd te verspillen met huilen voor de spiegel.

Ik wil leven, dansen, lachen, vrijen.

En eten.

Disclaimer: ik wil graag benadrukken dat ik op geen enkele manier een gezonde levensstijl afkeur. 

Deze blog is geschreven vanuit mijn historiek en mijn frustraties.