Covidlifecrisis part 3 -Elk einde is een nieuw begin

Laatst hoorde ik een sympathieke grijsaard in een of ander tv-programma zeggen: “De zon schijnt altijd achter de wolken en die wolken blijven nooit op dezelfde plaats hangen.” Zo verging het ook mij. Waar 2020 op z’n zachtst gezegd nogal donker en dramatisch eindigde, viel er plots een streepje licht binnen. Te zwak om helder te kunnen zien, maar sterk genoeg om me tenminste de richting te wijzen. En zo trok de grote midlife-queeste weer op gang als een puffende stoomlocomotief. Wat wilde ik? Ik snakte naar vrijheid, al was die relatief in een gekooide wereld. En toch wist ik dat ik de sleutel zélf in handen had.

 

Gebrek aan avon-tureluur

Wanneer ik terugkeek op de laatste jaren, meer bepaald op de momenten waarop ik mezelf nog niet als een uitgewrongen dweil zag, viel me op dat die ‘best of’-compilatie bestond uit momenten die één ding gemeen hadden: ik was omringd door mensen. Alle COVID-shit ten spijt, het gemis aan gezellige drukte hing al veel langer op me dan dat laatste jaartje. Eigenlijk al sinds ik de laatste keer parmantig op mijn hakjes, trolley in de hand, de vliegtuigtrap afwaggelde. Ah, dat drukke leven in de lucht. Een leven vol actie en snelle beslissingen. Humeurige passagiers en onverwachte probleemsituaties. Elke dag viel er wel iets nieuws te beleven. De daarop volgende jaren ben ik vrijwillig op een bureaustoel gekropen. Waar ik, op m’n eilandje, omringd werd door fijne mensen, maar waar ik ook continu mijn honger naar avontuur moest zien te onderdrukken. De voortdurend op en neer wippende voet en de door het vele nagelriemplukken verminkte duim verraadden dat er toch nog ergens iets smeulde in mijn sedentair bestaan. Maar dat smeulen werd zwakker en zwakker. Er waren op mijn bureaustoel zo weinig kansen op spontane ontmoetingen, verrassende gesprekken of bizarre situaties. De intrede van het uitzichtloze keukentafel-tijdperk maakte alles nóg eentoniger. Mijn ziel was als een leeggelopen ballon die maanden na het feestje nog ergens onder een kast vandaan komt. Ik verveelde me steendood.

De lokroep van de Appie

Ik wilde opstaan en rondlopen. Naar buiten. Het werkveld op. Alleen: de wereld daarbuiten was intussen absurd klein geworden. De luchtvaart lag op intensive care en de horeca zat in cryoslaap. En de gedachte aan ergens in een of andere boetiek te gaan verstenen, vond ik ook niet bepaald uitnodigend. Maar er was één sector die – ongeacht wat het venijnig virus nog uit z’n trukendoos zou halen – zou blijven draaien: de retail. De lokroep van de onvoorspelbare wereld daarbuiten, inclusief COVID-gevaar en een aanzienlijk financieel verlies, was sterker dan de aantrekkingskracht van mijn vertrouwde bureaustoel. En zo kwam het dus dat ondergetekende op een blauwe maandag, gebroken ziel onder de arm, de gevleugelde woorden: “Ik ga het verhaal hier laten stoppen, ik denk dat ik kassierster wil worden” uitsprak tegen een – op zijn zachtst gezegd – verbaasde werkgever.

Ik gaf mijn zekerheid op, mijn ‘droomjob’. (Want had ik hier niet keihard voor gewerkt? Was dit niet de grootste verwezenlijking uit mijn bestaan, ik als ‘ongeschoolde’, die mezelf copywriter mocht noemen?) Ook mijn comfortabele weekends samen-thuis-met-het-lief zouden eraan geloven. En toch was ik vastberaden.

Joris had een slag van de molen gekregen. Ook mijn ratio bekeek mijn bokkensprongen met misprijzende blik. Maar na het mondeling doorklieven van de verbindingsdraad met mijn vaste job, begon er al snel iets te gloeien vanuit mijn binnenste. Daar hadden we het vuurtje terug.

Op de tweede dag van mijn nieuwe leven blafte een norse krullenbol, wiens geduld – echt wel vroegtijdig – opgeraakte, me toe: “Gij wilt hier alles oplossen, maar nú hebt ge pas een probleem!” Ik maakte mezelf de bedenking dat ze misschien de verpersoonlijking was van mijn ratio. Wie weet kwam die me – als laatste stuiptrekking – in vleesgeworden vorm nog eens gauw mijn levieten lezen. De klanten die zich op dat moment in onze perimeter bevonden, begonnen daarop grapjes te maken en me bemoedigende woorden toe te spreken. Ik gloeide en glimlachte onder mijn mondmasker.

Daar zat ik dan: achter mijn kassa, terug midden in het leven.

Nawoord 

Ik ga momenteel dus als montere Appie-onthaalbediende door het leven. Zou ik hiervoor gekozen hebben als er meer uitzicht was geweest op de terugkeer naar kantoor? Misschien niet zo snel. Feit is wel dat ‘binnen een paar maanden moeten we misschién niet meer verplicht thuiswerken’ niet genoeg was voor mij. Mijn zielenpijn was prangender. Bovendien zou –vroeg of laat – mijn onbevredigd ‘avontuurlijk’ kantje toch van zich hebben laten horen.

Ik heb in dit relaas de focus gelegd op de meest ‘zichtbare’ ommezwaai. Maar eentje die minstens even ingrijpend is: je bevindt je op de website van een kersverse copywriter in bijberoep! Ik heb door scha en schande moeten ondervinden dat ik geen manusje-van-alles ben. Ik heb lak aan exposure op social media en een afgrijselijke hekel aan LinkedIncampagnes. Maar ik leg mezelf niet meer het dogma op dat ik een doorgewinterde marketeer moet zijn om goeie teksten te schrijven. Ik sta mezelf eindelijk toe het op míjn manier aan te pakken. Een cadeautje ter ere van mijn midlifecrisis. Naast een half afgebrande bos haar door een iets te enthousiaste blondeerpoging.

Maar dat is weer een ander verhaal.

Covidlifecrisis part 2 – verdwijnen in het vacuüm

Mijn pas verworven midlifecrisis en ik gaven elkaar voldoende ruimte. Er brak zelfs een zomer aan die, naast een paar dagen Duitsland en Ardennen, hoop en perspectieven bood. Maar die was van korte duur. Waar we ons koning te rijk voelden wanneer we, verkleed als amateurchirurgen, naar buiten konden om te gaan werken of godbetert een pint te pakken, werd ook dat privilege ons op een donkergrijze schemeravond opnieuw ontzegd. Vanaf dan werd het leven pas goed all work and no play. Jack ging er van door het lint en mij was hetzelfde lot beschoren, al had ik daar op dat moment nog geen benul van.

 

Culinaire ergonomia

De tweede opsluitingsronde vertoonde in eerste instantie veel overeenkomsten met zijn voorjaarse voorganger. Met als grote verschil voor mij: ik voelde me op dat moment nog redelijk goed in mijn vel. Het gevoel van de hand Gods geslagen te zijn, was stilaan weggeëbd en zoals dat dan gaat: het flexibel menselijk wezen raakte gewend aan zijn nieuwe situatie en ploeterde voort. Kat in het bakkie, dacht ik dus, terwijl ik mijn ‘Zilveren Lepel’-kookboek op de keukentafel kwakte, waar het de komende weken dienst zou doen als laptopsteun.

De eerste weken teerde ik – nog vrij goedgezind – op het elan van de laatste productieve vergaderingen, de laatste persoonlijke gesprekken en de flarden hoop die regelmatig als vreedzame schapenwolkjes voorbijdreven. Maar al gauw zat ik elke ochtend, om negen uur stipt, verdrietig naar mijn tweedimensionale collega’s te turen die, bij wijlen metalig en hortend, vanop mijn Italiaanse kookbijbel de planning van de dag overliepen. Ik voelde me eenzamer en meer onthecht dan ooit.

Shit hit the fan

De combinatie van mijn keukentafelwerkelijkheid en een welgemikte portie onverwachte stress staken het vuur aan de lont. Er kwamen projecten op mijn planning te staan met inhoud waarvan ik het in Keulen hoorde donderen. Terwijl ik me anders zou inlezen, inleven en blijven wringen tot er iéts bruikbaars uit mijn pen zou vloeien, voelde deze uitdaging voor mij alsof ik onder schot gehouden werd. Ik raakte in paniek en mijn angst om niet te kunnen presteren, nam de overhand. Ik voelde me elke dag meer en meer kopje-onder gaan. Ik had de kracht niet meer om te zwemmen en geraakte niet op adem. Uiteraard had dat acute zuurstofgebrek ook zijn weerslag op de andere dingen waarmee ik bezig was. Het duurde dan ook niet lang voor de eerste fouten zich aandienden. Hysterisch wilde ik me laten interneren, of op z’n minst een hersenscan laten maken, want de enige logische verklaring voor deze acute waanzin was een fatale hersentumor. Ik gooide de handdoek in de ring en trok me de laatste dagen van het jaar terug in een zwart vacuüm.

Covidlifecrisis-part 1

Voorjaar 2020. Coronacrisis. Het leven werd gereduceerd tot: binnenblijven, nieuwe omgangsvormen omarmen en afscheid nemen van ‘live’ contact met onze medemens. Winkelen zou vanaf dan doen denken aan de jachtpartijen die onze oervaders destijds ondernamen om hun kroost van voedsel te voorzien. Hier geen hongerige beren, maar wel paniekerige soortgenoten die je angstvallig van over de rand van hun mondmasker bespiedden. De verslagenheid wanneer je ontdekte dat je de courgette op je boodschappenlijstje vergeten was en je dus opniéuw strategisch post moest vatten in de groentenrayon, om toe te slaan wanneer de kust — in dit geval het gangpad — vrij was. Om nog maar te zwijgen van de onzichtbare vijand, die aan elk winkelkarretje, elke selfscan en elk frigohandvat hing te wachten om zich vast te hechten aan je handen en van daaruit in je lichaamsopeningen te kruipen. En linea recta koers naar je hart te zetten om daar eens grondig met de bedrading te rommelen.

Hoera, tijd voor zelfontplooiing!

Aanvankelijk koesterde ik het vooruitzicht op de zee van tijd die zich plots eindeloos uitstrekte aan de horizon. Ik zou kunnen werken aan schrijfsels, projecten voor mezelf, misschien wel een boek schrijven. Ik zou me naar binnen keren, leren mediteren, tijd aan mijn ontwikkeling spenderen. Me voeden met artikels over esoterie, het heelal en mijn lotsbestemming.

Namas-tering. Zo is het dus niet gegaan.

Ik spendeerde mijn dagen vooral aan het lezen van onheilsprofetieën (algoritmes zijn vieze parasieten) en de daaruit voortvloeiende online brulsalvo’s van de HLN-lezende medemens, die weer eens bewees dat zwijgen goud is.

Een vaag gevoel van onbehagen sijpelde langzaam mijn systeem binnen. Overdag viel dat prima te negeren. Ik schonk mezelf een wijntje in en placeerde me in de zalvende warmte van de voorjaarszon om wat te lezen. Alles peis en vree. Maar dan viel de nacht. Elke keer opnieuw werd ik, na een paar uurtjes slaap, plots wakker. Wákker. Met hevige hartslag en droge mond lag ik uren aan een stuk de nacht te vervloeken. Tot de eerste belofte van een nieuwe dag zich aankondigde en ik uiteraard tegen die tijd moegestreden terug in slaap viel. Ik droomde over mijn leven als stewardess. Over Mexico, waar het zonovergoten leven me toelachte op het ritme van schuddende maracas. En over zwemmen in mijn blootje in een onstuimige, zilveren oceaan onder een basalten hemel.

Hallo, verlichting?

Naarmate de gebroken nachten verstreken, werd mijn mentale toestand ook fragieler. Ik werd stilaan paranoïde, boos en zelfs haatdragend. Intussen zag ik op social media menigeen bezig met meditatie, broodbakken op artisanale wijze en moestuinieren. Op die manier werd mijn vurige frustratie nog sterker aangewakkerd. Ik zat niet alleen muurvast in mijn kot, maar ook in mijn eigen hoofd. Alle frustraties en teleurstellingen van de laatste jaren (en dat zijn er heel wat) kwamen bruisend aan de oppervlakte drijven. Met één conclusie: het is nooit genoeg. Wie ik ben. Wat ik doe. Wat ik kan.

Mijn Annerlijke criticus gaf me een klets rond mijn oren waardoor ik sterretjes zag.

Het feit dat mijn demonen na al die jaren plots even prominent aanwezig waren als twintig jaar geleden — toen ik vanop de zijlijn van de speelplaats van het College keek naar mijn ogenschijnlijk zelfverzekerde schoolgenoten — deed me ook beseffen dat ik bezig was met een groeiproces. Weliswaar iets minder verlicht en vredevol dan de zenmeditaties en webinars van al dan niet zelfverklaarde goeroes, maar daarom niet minder doeltreffend: ik zat met een stevige midlifecrisis.

De eindeloze stroom van eentonigheid waarin COVID ons had ondergedompeld, was blijkbaar een erg vruchtbare bodem voor mijn nieuwe gezelschap. Ik kwam effectief tot inzichten. Zo besefte ik dat het me eigenlijk minder interesseerde wie ik was en hoe ik overkwam op anderen.

Er was maar één vraag die me obsessief bezighield: wat wil ik?

Hoogvlieger part 1: de eerste stapjes

Daar sta ik dan te blinken. In mijn nog ongekreukte, ietwat stugge, smetteloze uniform. Een herinnering van zeven jaar geleden, aldus de alwetende Facebook. De glimlach op de foto spreekt boekdelen. Nét iets teveel tandvlees, een gemeende lach dus. Helemaal klaar om een nieuw leven – euh – in te vliegen. 

Een stukje over mijn leven als cabin crew member dus. Oftewel stewardess, hoewel die benaming in luchtvaartkringen een beetje als not done beschouwd wordt. Ik heb er nooit problemen mee gehad. Ik vind het zelfs een tikje sexy klinken. Maar sexy is tegenwoordig natuurlijk ook redelijk not done. Gelukkig ben ik nooit het type geweest dat zich dingen laat opleggen.

Ik ga vliegen

Stewardess worden dus. Eén van de beste impulsieve beslissingen die ik ooit genomen heb. Wetende dat ik er niet vies van ben om de grotere beslissingen des levens al eens filosofisch te benaderen tussen pot en pint. Tegen twee uur ’s nachts, aan één of andere groezelige toog. Beslissingen die meestal verbazingwekkend goed uitdraaien. Mijn brein, goed gemarineerd, komt dan immers vaak tot bizar heldere inzichten. Maar goed, deze keer was het overdag dat de aha-erlebnis binnensijpelde. Meer bepaald terwijl een leidinggevende me weer eens op het matje riep nadat ik één of ander klusje was vergeten af te werken. Ik ben ook het type mens wiens emmertje in stilte volloopt. Dat is omdat ik gevoelig ben. Ik hield dus de eer aan mezelf en verkondigde in primeur: ik ga vliegen.

Het was nog een kwestie van solliciteren, de opleiding volgen en gewoon eraan beginnen. En zo geschiedde ook. Alles verliep verdacht gesmeerd. Dit nieuwe leven in de lucht was dus klaarblijkelijk voor mij weggelegd.

En zo werd ik dus stewardess. Oftewel cabin crew member Ann J.

Elegantie op kousenvoetjes

In eerste instantie was ik totaal overrompeld. Door de finesse en schoonheid van mijn toekomstige collega’s. Nee, echt. Ik was mateloos gefascineerd wanneer er een volledig opgeklede cabin crew member door de gangen schreed, terwijl wij in ons muffige lokaal zaten te knikkebollen. Haren en make-up perfect, elegante tred, uniform in de plooi en benen gehuld in nette nylonkousen. (Het algemene beeld aan het begin van de werkdag, zou later blijken.) Mannen, als je op zoek bent naar knappe vrouwen: word steward. Echt. Waar.

Er bleken inderdaad stewards (en niét alleen stewards) te werken die de queeste naar vrouwenfleisch systematisch combineerden met hun job, maar daar zitten we nog lang niet. We zitten nog in de fase waarin alles vooral heel nieuw en onbekend was.

Volgens het boekje

Ook werd ik overspoeld door ontelbaar veel procedures. Je zou versteld staan van het minutieuze en georchestreerde verloop van zo’n vlucht. Sowieso zijn er natuurlijk de emergency procedures, dat is logisch. (Die heb ik persoonlijk goddank zelden nodig heb gehad.) Maar echt alle ‘pings’ en ‘dingdings’ hebben hun eigen boodschap. ‘Nu moet je blijven zitten, tenzij je een duikvlucht door de cabine wil maken’. Of: ‘Okee, we weten dat het loodzwaar is om een trolley omhoog te duwen in een stijgend vliegtuig, maar begin er toch maar al aan.’ Het snijden van een citroen? Uitsluitend volgens procedure. Sterker nog: dat had een goede reden. Want niet iedereen is even onderlegd in de edele kunst van het citroen snijden. Het zou niet de eerste keer zijn dat een passagier een gin-tonic bestelt en hij er, als ongevraagd extraatje, een slinger citroen bij in de schoot geworpen krijgt. Inclusief een knalrode cabin crew member die uit alle macht staat te trekken en te frutselen om de achterblijvers alsnog te ontmantelen.

Ik bedoel maar: alles heeft zo zijn redenen.

Achteraf gezien waren het net die procedures die het vliegen zo heerlijk maakten. Omdat iedereen wist wat er van hem of haar verwacht werd, verliep alles – doorgaans – gesmeerd. Je deed je ding en had vooral … rust in je hoofd. De rust die je nodig had om ervoor te zorgen dat de passagiers content waren.

Al na mijn eerste stressvolle vluchten (want ik was oh zo geïntimideerd door de chef de cabine, zeker als het een strenge was) wist ik het.

Ik was ook content.

De 10 geboden

Ah, de zomer is in het land. Menigeen maakt zich weer klaar voor een deugddoende vakantie bij de Costa Del Betere Oorden. Ik spreek uit ervaring als ik zeg dat mensen helaas vaak ontoerekeningsvatbaar worden (van de zenuwen?) wanneer ze aan boord van een vliegtuig komen. Die twee mannen (of vrouwen) vooraan hebben nochtans hun vliegbrevet niet bij een pak cornflakes gekregen en het lieftallige cabinepersoneel weet ook wel waarmee ze bezig zijn. Alleen: de communicatie aan boord verloopt niet altijd optimaal.

Hier volgen Tien Geboden die het leven aan boord een stuk makkelijker kunnen maken. Goedbedoeld advies voor de passagiers van goede wil. En zo kan iedereen met een blij gemoed naar Happyland vertrekken.

Gebod 1: gij zult geen kosten proberen te besparen door alles in een oversized handbaggage te proppen

Het klinkt als een goed idee. Geen grote koffer meer inchecken en gewoon wat handbaggage meenemen. Tegenwoordig zijn er überhippe, lightweight trolleys op de markt die ‘cabin sized’ zijn. Helemaal in stijl flaneer je gezwind, trolley nonchalant meesleurend,  door de brug naar de vliegtuigdeur. De ratelende wieltjes geven je een zeker mondain gevoel, echte jetset…Tot je plots vriendelijk maar vastberaden wordt tegengehouden door de steward(ess) die je meedeelt dat je cabin sized trolley niet meer in de cabine past. En beneden bij de grote baggage in de buik van het vliegtuig moet. Dit doet hij/zij niet omdat hij/zij slecht geslapen heeft, maar om de simpele reden dat de bagagerekken vol zitten. Onbegrijpelijk? Wel, hoogstwaarschijnlijk ben je niet de enige die met een trolley aan boord is gekomen. En er zijn nu eenmaal maar een beperkt aantal bagagerekken. Als je weet dat er –met veel geluk- maar maximum twee trolleys in een vak passen, dan is het niet onlogisch dat niet alle 189 passagiers hun kleinood op wieltjes kwijt kunnen. En nee, hij mag niet achter de zetel van de laatste rij.

Zoals helaas nog te vaak gebeurt kun je het op een schelden zetten of proberen een knap staaltje Griekse Tragedie ten berde te brengen. Dit werkt -voor alle duidelijkheid- niet. Nooit. Laten we deze tactiek dan maar voor eens en altijd de vergeetput in duwen.

De enige optie is: zo snel mogelijk, in een hoekje waar je andere passagiers bij het instappen niet hindert, de spullen die je denkt nodig te hebben tijdens de vlucht uit de trolley te halen en de trolley mee te geven aan de bagagist. Vergeet zeker geen (reis-)documenten, cash geld en medicatie te verwijderen. En eventuele lithium-ion batterijen. Want ‘dat’ willen we zeker niet op ons geweten hebben omdat we per se een paar euro wilden uitsparen.

Een klein gebedje opdat de trolley zonder krassen en deuken van de bagageband zal rollen is eveneens wenselijk.

Gebod 2: ge zijt veel mooier als ge lacht. En uw instapkaart laat zien

Je krijgt maar 1 kans om een eerste indruk te maken. Dan is het toch beter dat de crew ziet dat er een goedgeluimde, sympathieke medemens binnenstapt dan een onbeschofte ***hole? Geloof me, het kan nog van pas komen. Ieder mens heeft het in zijn natuur nét een tikkeltje extra zijn best te doen voor iemand die hij of zij leuk vindt. Altijd.

Begin bij het instappen al niet te zeuren tegen de purser dat je net jouw instapkaart hebt weggestoken. Het interesseert haar niet dat je op 17B zit. Haar interesseert het enkel dat je op de juiste vlucht zit en geen slechte bedoelingen hebt.

Wees welkom.

Gebod 3: gij zult het spel overtuigend spelen: de vloer is lava

Eindelijk de toegewezen zitplaats voor de komende uren gevonden? Goed zo. Nu is het jouw verantwoordelijkheid om zo snel mogelijk plaats te nemen en de dingen vooruit te laten gaan. Aangezien je al een kwartier de tijd hebt gehad bij de check-in om jouw Woordzoeker/iPad/Crash Survivalgids voor Dummies te zoeken en uit je tas te halen is er geen reden meer om te staan lummelen. Hou je jas nog even aan of neem hem op je schoot. Straks als de bagagrekken gevuld zijn kun je ‘m alsnog op de baggage leggen, zo kreukt hij ook veel minder. Ja, dit mag zelfs na het opstijgen wanneer het fasten seatbelt lampje is uitgegaan.

Ontevreden over jouw plaats? Neem ‘m toch maar even. Na het opstijgen heeft de crew tijd om na te denken hoe ze jou toch nog bij jouw misses/mister/reisgezel kunnen krijgen. Dit vergt wat mathematisch inzicht en puzzelwerk en is behoorlijk stresserend tijdens een drukke boarding. Het is voor de crew prioritair om iedereen aan boord te krijgen en zo snel mogelijk op te stijgen. Iedere minuut vertraging is een minuut minder vakantie, toch?

Gebod 4: ge moogt uw schoeisel aanhouden

Vreemd genoeg hebben mensen, eens ze neerzitten, de bizarre gewoonte om hun schoenen uit te schoppen. Alsof ze thuis in de zetel een potje Netflix gaan liggen kijken. Als je last hebt van gezwollen voeten: je doet aan uitstel van executie. Het is veel erger om met uitgezette zwanworst-tenen terug je knellende schoenen aan te trekken dan ze gewoon lekker compact in de schoenen te laten. Dat werkt zelfs een beetje als een corset, zo blijven ze in toom. En denk aan de medepassagiers en het cabinepersoneel. Het zou niet de eerste keer zijn dat de steward(ess) in het voorbijgaan even loert of er misschien ergens een camembertje van de vorige vlucht op de grond is achtergebleven. Weet ook dat vliegtuigvloeren niet bepaald proper zijn. Er gebeuren nogal eens ongelukjes. En het water op de toiletvloer waar je zonet blootvoets bent ingetrapt? Wel, dat is geen water.

Gebod 5: denkt even na voor ge gaat. Of terugkomt

Natuurlijk hoopte je dat jouw blaas het zou volhouden tot op de begane grond. Maar helaas, je zit in een cabine onder druk en hebt net van een lekker verfrissend glaasje Fanta genoten. Natuurlijk zie je net een trolley in het gangpad staan. Maar hoe pakken we dit nu best aan tijdens de service? Het is eigenlijk simpel. Kijk even wat de crew aan het doen is.

Staat er een maaltijdtrolley twee rijen voor je? Wacht dan even tot ze voorbij zijn. Anders moeten ze een heel manoeuver uitvoeren om jou door te laten. Dat is gewoon een kwestie van etiquette. Zit je in het midden en ben je aan weerszijden ingesloten? Vraag dan even beleefd (mét glimlach!) of je mag passeren. Dat is heus niet zo erg. Nog een welgemeend bedankje en het is helemaal ok.

Maar nu komt het tricky gedeelte. Het terugkeren. Wel: daar is eigenlijk maar 1 regel voor. Wat je ook doet, ga niet als een bronstig hert staan hijgen in de nek van de steward(ess) aan de trolley. Hou afstand, als je toch wil wachten in het gangpad! Er moeten dingen uit de trolley genomen worden en de kans is groot dat het tot een botsing komt. Hou de dirty dancing maar voor op de beachparty vanavond. Als je toch niet kan wachten, doe beleefd teken en vraag of het mogelijk is om je door te laten. Ook met de glimlach. Vergeet alweer niet te bedanken.

Gebod 6: gij zult uw dankbaarheid uiten

In gebod 5 kwam het al aan bod: bedank de crew. Het is geen moeite en het maakt een wereld van verschil.

Wanneer men vraagt wat je wil drinken, zeg dan ‘een glaasje water alstublieft’ in plaats van ‘water’. Dit is ook van toepassing op alle andere drankjes/snacks die worden aangeboden. En zeg daarna: ‘dankuwel’. Moeten we dit op kleuterniveau uitleggen? Jammer genoeg wel.

Gebod 7: ge hoeft niet de rebel uit te hangen

Iedereen kent het wel: turbulentie.

Er wordt in drie talen gevraagd te blijven zitten en de toiletten niet te gebruiken. En toch is er altijd een Jolige Jan die het een goed idee vindt om stiekem, wanneer het personeel net voorbij is gekomen, het toilet in te duiken. Of een vrouw die het niet nodig vindt om haar kind, ‘dat net slaapt’, vast te maken.

Wel…het is een risico. Een groot risico. Turbulentie kan soms grillig zijn. Het kan dan lijken of er niks aan de hand is, maar de piloten krijgen op voorhand waarschuwingen over mogelijk zwaardere luchtzakken. Dat lampje brandt dus wel degelijk om een reden. Tik drie woorden in op Google: severe turbulence accidents.

Graag gedaan.

Gebod 8: gij zult in uwen eigen talloor kijken

Wanneer de crew niet bezig is met de service kunnen ook zij een hapje eten. Als je dringend iets nodig hebt, mag je dat altijd beleefd vragen. Sta je aan te schuiven bij de toiletten, dan is een vriendelijk toegewenste ‘smakelijk’ nog best lief. Maar hou het daar bij. Sta niet te gapen naar elke hap die de steward(ess) in zijn of haar mond steekt en hou de commentaar voor jezelf. Ja, dat is ook vliegtuigvoedsel en nee, dat is inderdaad niet hetzelfde als wat u net gegeten hebt. Toedels!

Gebod 9: gij zult voor uw eigen deur keren

Vooral op lange-afstandsvluchten een gekend fenomeen. De passagiers verlaten het vliegtuig en de cabine ziet eruit alsof er een driedaags muziekfestival heeft plaatsgevonden. Overal bekertjes op de grond, platgetrapte chips, koekjes, verscheurde inflightmagazines,…

Heb respect voor jouw zitje. Hou het proper. Het personeel komt vaak genoeg langs met afvalbakken. Wees dan niet te lui om dat lege bekertje mee te geven. Zet gewoon die spannende film even op pauze. Vóór de landing wordt er altijd nog een laatste afvalronde gedaan. Dit wordt zelfs aangekondigd. Het is een kleine moeite om dan even te controleren of de seat pocket trashvrij is en er niks meer op de vloer ligt.

We hebben toch ook graag een proper huis?

Gebod 10: gij zult ontspannen, vriend

Blijf na de landing rustig zitten tot het fasten seatbelt lampje uit is gegaan.

Het heeft ook geen nut om vooraan in de galley te staan ronddraaien wanneer de deur nog moet geopend worden. Je staat daar in de weg. Als je op de eerste vakantiedag niet meteen dental surgery gepland hebt, zet je beter een stapje terug het gangpad in. Want op bepaalde toestellen kan de deur best een venijnige zwaai maken.

Stap geduldig uit. Groet en bedank de crew kort en bondig.

Glimlach.

De vakantie is begonnen!