Ik zit gezellig in de zetel te keuvelen met mijn BFF. Over mijn strapatsen met het andere geslacht, over het moederschap (dat van haar althans), over het werk. Kortom, de dingen waar je op een gewone vrijdagavond als BFF’s over keuvelt. Ik steek een betoog af over een ex-collega, even oud als ik, maar wel tien kilo lichter. Dat figuur van haar is toch niet zo geweldig. En ze is wel een beetje een trut. En die acht jaar jongere collega die net aan het bouwen is, die zal ook wel het één en ander van thuis meegekregen hebben. Ik ben net op dreef wanneer ik de blik in haar ogen zie. Deze spreekt boekdelen. Mijn laatste woorden galmen na in mijn hoofd en dan geeft de realiteit me een behoorlijke slag in mijn gezicht: ik ben een monster geworden.

Ik vind het moeilijk om zelf toe te geven, maar het is een feit: ik heb af en toe last van de vuile, stinkende, bacterie genaamd afgunst. En ze steekt de kop op in de meest uiteenlopende situaties: van iemand die net een KitchenAid heeft gekocht, tot iemand die er opvallend ‘putjesloos’ in bikini uitziet, tot iemand die staat te blinken met haar knappe vent, zoontje, dochtertje én enthousiaste golden retriever.

Conclusie: ik ben blijkbaar tegenwoordig één wandelende homp frustratie.

Vind ik mijn eigen leven dan zo verschrikkelijk?

Neen. Hoegenaamd niet.

Ik voel me als eeuwige twintiger -we gaan hier niet over details beginnen- best goed in mijn vel, heb de leukste vrienden ever, heb een zalige job vol afwisseling, en ben vrij als een vogeltje. De wereld ligt nog verleidelijk lonkend open voor mij, klaar om verkend te worden.

Hoe kom ik dan aan dat perfecte vergelijkingsmateriaal?

Ik wil absoluut niet met het beschuldigende vingertje gaan wijzen, maar ik heb zo’n vaag vermoeden dat mijn eeuwige compagnon, mijn oh zo dierbare smartphone, hier voor iets tussen zit. Mijn beheerder van wijsheid, sociale contacten, afspraken, uurroosters, grappige kattenfilmpjes en ook: frustratie. Ondanks het feit dat ik hem toch wel graag bepotel. Getuige mijn foto’s-met-een-knipoog op Instagram, of mijn profielfoto’s op Facebook die -grif toegegeven- wel eens een beetje te vaak durven veranderen.

Maar ergens doorheen de tijd is het internet het walhalla van perfectie geworden. De tentoonstelling van Hoe Het Moet. Op zich is daar niks mis mee: ik vind er best wel goeie receptjes of mode-ideeën. En het blijft een leuke en handige manier om het contact te bewaren met je kennissen en vrienden of om je ex te bespieden. En Instagram is een beetje zoals het lezen van Elle magazine. Of Nest. Of Woef. Of Men’s/Women’s Health. Of het Kookboek van de Boerinnenbond. Ontspannend om af en toe eens in te bladeren.

Alleen is het grote verschil: vanaf het moment dat ik mijn smartphone ter hand neem, is er dat vingertje dat automatisch op het icoontje klikt van Facebook. Of Instagram. Dus die af en toe wordt al gauw: elk vrij moment. Een niet-aflatende stroom van perfectie dus.

En, menselijk als we zijn: ik ben niet perfect, dus -bam!- hier komt de confrontatie.

Stel, ik nestel me lekker in mijn zetel met een glas wijn en een zak chips. Ik weet gewoon dat er geschranst gaat worden en ik heb er zin in. Ik doe uit gewoonte Instagram open en ik zie een foto van een bordje spinazie met zoete aardappel en wat zaden, aangevuld met hashtag healthy, hashtag paleo, hashtag fitbody hashtag veel seks. Dat laatste is mijn fantasie die nog even wat olie op het vuur gooit, but you get the point. Beteuterd kijk ik naar mijn kruidige, knisperende aardappelschijfjes en draai de zak om, om toch nog maar eens te checken of hier wel écht zoveel calorieën in zitten als beweerd wordt. Ik loop terug naar de keuken en kom terug met een klein kommetje chips. De gezondheidsfreaks zullen nu juichen. Over de kaak van mijn innerlijke bourgondiër rolt een traantje naar beneden.

Of een ander scenario: ik die op een vrije dag wat op de zetel hang in peignoir. Ik open dat verrekte internet en ik word gebombardeerd door selfies van mensen in de fitness, of joggers in 1 of ander idyllisch herfstlandschap. Ze kijken me verwijtend aan vanop mijn scherm. Schuldbewust trek ik -dik tegen mijn zin- mijn sportkleren aan en vertrek. Met een humeur om op te schieten.

Of deze, ook een mooie: ik woon alleen en dit is maar tot op een bepaald punt mijn eigen keuze. Zonder zielig te willen doen: ik had me mijn leven op deze leeftijd wel een tikje anders voorgesteld. Dan helpt het niet als ik weer overstelpt word met foto’s van koppels en gezinnetjes hashtag love hashtag mijn allesjes hashtag cosy hashtag samen kunnen we de wereld aan. Moet ik dan een foto posten van mezelf hashtag mijn niksjes of hashtag mijn plantjes?

Dit is totaal geen kritiek op mijn contacten die hun belevenissen ongetwijfeld totaal goedbedoeld willen delen met de wereld. Mijn gezonde, fitte, gezellige, hippe en lieve vrienden. Het is hen van harte gegund, hun perfect belichte, pastelkleurige leven met een mix van design en eclectische vintage meubelen. Maar er zijn zo van die dagen dat ik me vrij imperfect voel. En er zijn ook dagen dat ik daar moeilijk mee om kan gaan.

Ik kan het gevoel niet wegstoppen dat ik alles wat ik tegenkom, ook moét doen, moét hebben of moét zijn.

En ik moet niks, behalve dan voor eens en altijd stoppen met mezelf te vergelijken met een realiteit waar een verfraaiende filter opstaat.

Misschien moet ik maar eens een filter downloaden in mijn hoofd, om de perfectie-parade een beetje de baas te kunnen.

  • NO FILTER: ik heb net geweldige seks gehad, ik hou van iedereen, bring it on! En ik krijg the whole charade, alle perfecte plaatjes, ongecensureerd, in hapklare brokken.
  • LIGHT FILTER: ik ben content, ik heb net een herfstwandeling gemaakt. Geen koppel-foto’s, maar de wereld bestaat uit lotgenoten die net als ik in een hippe bar op hun sterke, zelfbewuste eentje van een latte macchiato aan het slurpen zijn.
  • ADVANCED FILTER: ik heb Pre-Menstrueel-Syndroom en ga NU een reep chocolade in mijn keelgat rammen. Hell no, geen paleo of fitnesstoestanden, please. Ook liefst geen happy couple- of bikinifoto’s. Doe maar wat life quotes. Met puppy’s en shit.