Over de grens

Degenen die me kennen, weten dat ik algemeen genomen een verdraagzaam meisje ben. Soms zelfs iets te soft. Niet zelden gaat er achter mijn minzame lach een hoop frustratie, verontwaardiging of zelfs paniek schuil. Pokerface is my middle name. Het is niet zozeer dat ik mijn mond niet dúrf opentrekken, vaak ben ik gewoon niet ad rem genoeg om gepast te reageren op een situatie. En als ik dat dan doe, tja, dan blijft het gewenste resultaat vaak alsnog uit.

Door mijn onvermogen om tijdig op de – of beter: andermans – rem te gaan staan, zie ik dan ook overal in mijn leven tests opduiken. Beproevingen. Missies om na te gaan of ik nog wel helemaal bij de les ben. Onverwachte praktijkexamens, afgelegd door undercover onderzoekers die achteraf een psychologisch verslag schrijven over het feit dat ik me gedraag als een deurmat.

Wachten, wat is dat? 

Zo’n beproeving doet zich meestal voor bij activiteiten waar ik van nature al niet zo’n kei in ben. Neem nu het concept wachten. Iets dat ik doorheen de jaren stevig verleerd ben. Welke volwassene wacht er nog? Wachten is iets voor kinderen en adolescenten. Wachten op een snoepje nadat je flink je bord hebt leeggegeten, wachten op de bus, wachten tot de schoolbel gaat, wachten op het moment dat je voor het eerst naar een fuif mag, wachten op de eerste kus, wachten op de eerste keer. Maar eens de magische grens naar volwassenheid overgestoken, valt er toch niks meer te wachten? Alles is ontdekt en je zit zelf aan het stuur van je auto. En alles wat in de verte nog maar líjkt op wachten, kun je nuttig besteden met allerlei activiteiten, zoals de ingrediënten voor Ottolenghi’s shakshuka met gochujang opzoeken. Om maar iets te zeggen.

Wacht, er zijn uitzonderingen

Er is één plaats waar wachten wel nog de boventoon voert. Niet toevallig een plaats waar ieders innerlijke puber nog eens de vrije hand krijgt: de festivalweide. Met ingehouden enthousiasme wachten op een festivalbandje, al iets meer uitgelaten wachten op het volgende optreden, halsreikend wachten op een bekertje ijskoude festivalpils, wachten tot het gezelschap terug is van de toiletten en vervolgens tot het besef komen dat je er zelf ook maar best even gaat aanschuiven. Al dat wachten heeft iets magisch. Het hoort erbij. En toch kan het zelfs daar tricky worden. Denk maar aan de geur van succulente hamburgers en gekaramelliseerde uitjes na een paar biertjes. HONGER!

Rappe Rita

En zo werd ik afgelopen zomer nog eens getest. Aan een pad thai kraam om precies te zijn. Onder het mom van ‘dan moet het wel goed zijn’, hadden mijn lief en ik postgevat in de langste wachtrij fysiek mogelijk op een klein, intiem zomerfestival. En je raadt het al, zoals het een onverwachte test betaamt: we hadden ze niet direct in het snuitje. Rappe Rita. Een klein, tenger vrouwtje van een jaar of zestig, Benidormgezichtje, brutaalblauwe ogen en pittig muisgrijs kapsel. Rita trippelde eerst tot naast de rij, waar ze veinsde de vijftig centimeter grote blokletters PAD THAI niet goed te kunnen lezen. Twee pasjes opzij en het was gepiept. De penetratie verliep snel en gesmeerd. Rita was binnen. Haar ogen bleven gefixeerd op het kraam. Zo wist ze de blikken die haar ruggelings neersabelden vakkundig te negeren.

Consternatie alom

Het koppel dat voor ons in de wachtrij stond, een bebaarde jongen en meisje met paars haar, overlegden telepathisch hoe ze de situatie zouden aanpakken. Het conclaaf werd vroegtijdig stopgezet en de jongen haalde zijn schouders op. Rappe Rita zat dus gebeiteld. De paniek sloeg me om het hart. Die vrouw moest een halt worden toegeroepen. In naam van alle eerlijke wachtenden! Mijn lief, even hongerig, vroeg me verontwaardigd of ik gezien had wat zich zopas voor onze ogen had voltrokken. Vol afschuw knikte ik van ja. Ik wist wat me te doen stond. Het was mijn morele plicht. Ik zette me schrap en declameerde met een instant rode kop: “Euh excuseer, moet niet iedereen aanschuiven?” Ik wachtte op applaus van de menigte en genoot al voortijdig van een beteuterde Rita die, zich uitvoerig excuserend, een weg zou banen naar de achterste gelederen.

Zonder gevolg

Maar geloof het of niet — er gebeurde niks. Er keek zelfs niemand op. Rappe Rita bleef met een zelfvoldaan lachje rond haar gekartelde lipranden voor zich uit staren. Intussen had ze haar bankkaart bovengehaald en tikte ze ermee op haar kin alsof ze haar hoofd brak over een of ander raadsel. Wat pad thai was misschien? Zo kwam ik trouwens haar naam te weten. Uiteraard was het moment alweer voorbij. Ik vond er niks beters op dan Rita te bezoeken op Facebook, me er zeer van bewust dat die actie niet fraai zou staan op mijn psychische evaluatie. Maar, in naam van de rechtvaardigheid, ik kon het er niet bij laten. Uiteraard had ze een profiel. Én zowat zero privacy-instellingen. Ik wist meteen waar ze woonde, dat ze ambtenaar op rust was en dat haar kleinkinderen Wout en Amber heetten (gefingeerde namen, da’s wel zo fatsoenlijk). Even stond ik op het punt haar digitaal te benaderen, maar intussen was het einde van de wachtrij in zicht. Het beeld van de knapperig gewokte sojascheuten, aromatische limoenpartjes en gehakte pinda’s stemde me mild.

Rita plaatste haar bestelling en wachtte – nog altijd even zelfvoldaan – op haar eten. Onze gerechten bleken eerder klaar. Terwijl ik de eerste hap dampende noedels naar binnen schoof, keek ik nog eens vanuit mijn ooghoeken naar de spichtige zestiger. Ik bedacht me hoe bevrijdend het moet zijn om jezelf dingen toe te eigenen die in feite niet voor jou bestemd zijn. Zoals iemands plekje in een wachtrij. Zonder scrupules, zonder schuld, zonder schaamte. Op de een of andere manier koesterde ik ontzag voor het lef van Rita. Al zal ik dat natuurlijk nooit toegeven.

Halfwassen

Mijn Middelgrote Midlifecrisis van afgelopen jaar bracht toch wel wat dingen naar boven die blijkbaar nogal typerend zijn voor zo’n existentieel vragenrondje. Nadat mijn professionele omwentelingen zo stilaan op hun plek vielen, stond het volgende zorgenkindje al voor de deur: mijn weerstand om ouder te worden.

Deze maand word ik achtendertig.

Achtendertig

Da’s nog maar twee jaar verwijderd van de veertig en, godbetert, twaalf van de vijftig. Nu, ik wil niemand voor het hoofd stoten, maar geef toe: veertig is zo’n symbolische leeftijd die de grens aangeeft tussen – relatief – jong en écht volwassen. Nee, het staat niet voor afgeschreven. Ik ken heel wat hippe veertigers die tijdloos door het leven dartelen. Maar bekijk de veertiger eens door de ogen van een vijfentwintigjarige. Begrijp je wat ik bedoel? Veertig is gesetteld. Mama. Papa. Huis al redelijk afbetaald. Misschien zelfs een buitenverblijf. Veertig is ouderraad. Veertig is dikke Volvo.

Veertig is zowat alles wat ik niet ben of heb.

Nog twee jaar en ik sta daar te koekeloeren.

Niet meer zo jong en ik wil wat

Eind vorig jaar, niet toevallig op het moment dat de mondmaskers drie volle weken aan de kant mochten, smeet ik daar maar ineens mijn gezond verstand bij. Wegens een acute aanval van knaldrang. Of zoiets. Want ik wilde zo graag. Ik wilde – wát ik juist wilde wist ik niet helemaal – maar ik wilde. Wanneer ik mijn ogen sloot, zag ik mezelf in een showreel van de Allerbeste Feestjes uit mijn leven. Zorgeloos dansen tot het ochtendgloren. Zonder verplichtingen. Zonder verwachtingen.

Yep, dát wilde ik – denk ik.

Er is niks. Of toch niet veel meer

Toen ik vol overgave mijn feestplannen uit de doeken deed aan een vriendin, bleef het stil. Zou het kunnen dat ik misschien iets te veel verwachtte van de wereld buiten mijn landelijk huurhuisje, het rustige decor van m’n gelukkig leven met mijn lief? Al mijn generatiegenoten zitten tot over hun oren in een leven met kinderen, hypothecaire leningen en kookboeken van Ottolenghi. Met andere woorden: er is daar buiten niks te zien. De tijd van uitbundige feestjes? Die is al eventjes voorbij. Eerlijk gezegd kieperde ik die jaren geleden, samen met mijn stewardessentenue, overboord. Om een goeie reden nog wel: ik vond er geen bal meer aan.

Ik besef dus dat de kans vrij reëel is dat mijn beoogde feestgedruis zich eerder aan een of andere toog zal afspelen. Met – veel te snel – een stuk in mijn kraag. En hoogstwaarschijnlijk verwikkeld in een gesprek waar ik eigenlijk niks aan heb. Met een andere knaldranger die denkt de tijd te slim af te zijn.

En toch vind ik dat heerlijk, zo heel af en toe. Tot de volgende ochtend althans.

Volwassen worden. Het schijnt me maar nét niet te lukken.

Balgevoel

Ik voel me goed. Echt. Dat half jaartje ‘mijn ding doen’ heeft me tot hiertoe al flink deugd gedaan. Edoch heb ik vorige week een behoorlijke knal voor m’n kop gehad. Een kapitale schrijffout gemaakt? Mijn vingertoppen afgesneden met de vleesmachine in de Spar van Schulen (– waar ik deeltijds mijn bestaan bij elkaar zwoeg, mocht er zich eens een maand geen mecenas aandienen om zich door mijn schrijfsels te laten verblijden)?

 

Niks van dat alles. Een spelletje padel. Dat wel.

Dat gaat toch vanzelf?

De zon straalde en mijn benen deden dat ook. Lekker ingeolied met factor 15 en al vrij gebruind voor een kwakkelzomer, paradeerden ze richting veld vier. Ze waren trouwens gehuld in een veel te grote short die ik voor de gelegenheid van mijn lief geleend had. Maar dit geheel terzijde.

Of ik ooit al eens getennist had? Neu. Gesquasht? Ook niet. Gebadmintond? Euh, ja, wacht, op een tuinfeestje. Lezer, gaan de alarmbellen al rinkelen? Terecht, want ik ben — moet ik zelf grif toegeven – een verschrikkelijk slechte leerling. Wie mij een béétje kent, weet dat ik enorm ongeduldig kan zijn. Ik wijt dat aan mijn sterrenteken – ik ben een ram, de eerste van de zodiac, jammer maar helaas – maar het is effectief een kleine afwijking in mijn voorts geweldige karakter. Dat mijn verhemelte al meermaals verschroeid raakte nadat ik de tijd niet nam om de goudbruine, thans waarschuwend sissende mozzarella op mijn pizza quattro stagioni te laten afkoelen alvorens hem in mijn eetgat te schuiven, is een spijtige bijzaak. Maar het soort ongeduld dat zich manifesteerde tussen de muren van veld vier, is van een heel andere orde. Simpel gezegd: ik vind het heel moeilijk om iets niet te kunnen. Ergens verwacht ik dat ik, doorheen mijn levenswandel, de obstakels die ik tegenkom moeiteloos overwin dankzij een of andere goddelijke interventie. Dat ik, wonderkind, de dingen waar iedere sterveling maanden of zelfs jaren op moet oefenen, helemaal vanzelf kan. “Dèh, ik kan dat goed, wie had dat nu gedacht? Sapperlootjes!”

Heb ik zo’n eigendunk? Au contraire, het is vooral mijn onzekerheid die me die immense druk oplegt.

Want falen, da’s iets voor losers, toch?

De terugslag

Mijn benen verloren hun glimmende dartelheid al snel, want – wat een verrassing – ik bakte uiteraard niks van het nieuwe, immens populaire spelletje. Ik kon amper inschatten waar het balletje – als het al eens uit medelijden mijn richting uit kwam – zou landen, dus vloog ik er op als een hond op een stuk cervela, mijn racket zwabberend aan mijn pols. Of áls ik het dan raakte, ik dat maar meteen snoeihard deed, zodat het instant koers zette naar een ander veld, waar vier paar behaarde mannenbenen fanatiek rond liepen te hupsen. Het imperium dat ik, padelspecialist in spe, zorgvuldig had opgebouwd in mijn hoofd, verkruimelde ongeveer binnen het kwartier. De ideale gelegenheid om nog eens met verve mijn vertolking van de Stadia der Menselijk Falen te brengen. Beginnend met de Irritante Clown “Ha, zie mij hier eens doen, ik ben toch nogal een geval hè”, om dan over te gaan tot Het Agressief Lawijt “Godverdomme Joris, stom rund, sla dan op de bal” en dan te eindigen naast het veld, met de Tragedie: janken. Yep.

Op en naast veld vier voltrok zich dus een menselijk drama waar zelfs de scenarioschrijvers van Thuis een puntje aan kunnen zuigen.

De aanhouder staat daar te koekeloeren

Het resterende uur heb ik met dikke ogen zo goed en zo kwaad mogelijk tegen het gele onding lopen te meppen. En toen kwam de hamvraag. Vond ik het fijn? Tja, moest ik daar nu eerlijk op antwoorden? Of ik nog eens zou spelen? Misschien. Ik worstelde met een dilemma: nooit ofte nimmer nog voet op zo’n veld zetten en gewoon terugkeren naar life as it was. Rustig, prestatiedrang-loos en vooral minder gefrustreerd. Of zou ik eens de tijd nemen om iets te leren? En – ik zeg maar iets – me te amuseren, zoals ieder normaal mens. (En en passant ook iets doen aan mijn neurotisch ego dat buitensporig veel gewicht aan een spelletje hangt. Ik zal het zelf maar alvast aankaarten.)

Ik hoef dus niet te zeggen dat ik best wel trots was toen ik twee dagen later opnieuw met een klein hartje en veel te grote short bij de tennisclub arriveerde. Al hadden we beter even de openingsuren nagekeken. Want de cafetaria was wel heel donker en verlaten. En wij hadden braaf een veld gereserveerd … maar stonden daar zonder rackets of balletjes.

Ik ben erg benieuwd of ik ooit nog in zo’n met plexiglas omgeven arena zal verschijnen om mijn demonen te bevrijden.

Misschien moet ik eerst maar eens een goed zittende short kopen.

Een leven in hormanie

Ik ben geboren als specimen van het vrouweljke geslacht. Iets waar ik best mee kan leven.

Zo krijg ik bijvoorbeeld de kans allerlei kledingstijlen te verkennen: van eighties chick (inclusief bekjes in mijn haar) tot rockabilly meisje (hoera, fiftiesjurken en getoupeerd haar) of halve goth (zwart, zwart en zwarter). Ik droom trouwens nog steeds van de revival van de victoriaanse hoepeljurk. Ook kan ik naar hartenlust experimenteren met mijn uiterlijk. Hierdoor wacht ik al decennialang op de dag dat mijn kaalgeplukte wenkbrauwen uit het potloodstreepjes-tijdperk van de jaren ’90, terug wat body hebben. En last but not least: een clitoris hebben, da’s echt fijn.

Maar dan is er de babyfabriek

Wij hebben een nogal ingewikkeld systeem in ons lijf zitten: ons endocrien stelsel. Een fullblown chemische fabriek die als eindproduct baby’s wil afleveren. Maar zich in praktijk het grootste deel van haar bestaan moet tevredenstellen met het uitstoten van – tja – bloederige rommel. Spijtig genoeg kun je als vrouw niet aangeven “jongens, voor mij hoeft dat niet hoor, laat de machinerie maar uit staan. Lekker ecologisch”. Nee, ook al worden de werknemers niet betaald, de fabriek zal draaien.

“Ik verander prompt van Little Miss Sunshine in Little Miss Shining”

Ik ben over het algemeen een normaal, aimabel meisje. Ik probeer de katholieke gedachte ‘behandel een ander zoals je zelf behandeld wil worden’ als rode draad doorheen mijn levenswandel te volgen. En ik denk dat me dat meestal wel aardig afgaat. Tot mijn fabriek weer overuren begint te draaien. Er komt druk op de ketel, de stoomfluit weerklinkt en ik … verander prompt van Little Miss Sunshine in Little Miss Shining.

Jetzt geht’s los

Mijn lief kent intussen het ritueel. Mijn trillende onderlip en holle blik verraden dat we ons in de dangerzone bevinden. Vanaf dat moment is het oppassen geblazen, want één verkeerd woord kan een drama van epische omvang veroorzaken.

De vraag “pasta of patatjes?” is al genoeg om me in een onbedaarlijke huilbui te doen uitbarsten omdat ik het écht niet weet. Zoals ik niks meer weet. Wat is de zin van het leven op deze verdoemde planeet? En als ik hem vraag of ik niet wat ben bijgekomen, is het heel belangrijk dat hij overtuigend ontkent. Eerlijkheid komt later wel, nu is het een kwestie van overleven. (De laatste keer is hij trouwens in een onbewaakt moment eerlijk geweest, hetgeen ontaardde in een partijtje “nu ga ik mezelf uithongeren”. Hierop zette ik de volgende ochtend op kantoor bijna mijn tanden in de junior graphic designer.)

Hoe vaak hebben mensen me al zien crashen alsof ik mezelf elk moment voor een trein ga werpen? Neerzijgend. Gereduceerd tot een hoopje ellende. Weltschmerz. Alles kapot.

Om me dan de volgende dag neuriënd te zien binnenkomen: “Heyhey, alles goed luitjes?”

 

Onverlichter zake

Ik denk aan de vrouwen die staan te dansen in hun vrouwencirkels. Die hun vrouw-zijn en maandstonden vieren. Die helemaal happy zijn met al die ellende. Hebben zij daar nu écht geen last van? Of drukken ze hun lijdende zusters op elitair verlichte wijze nog eens extra met hun neus op diens falen? Of behoren zij tot de oervrouwen-clan? Waartoe onder andere de vrouwen behoren die niet geloven in epidurale. Omdat ze graag ten volle willen meemaken hoe ze worden opengereten door het hoofd van hun boreling. Want: zo steekt de natuur ineen.

Wel, ik behoor niet tot die clan. Ik word graag met rust gelaten en al zeker door mijn eigen lichaam. Als ik ooit voor kinderen zou hebben gekozen, zou ik bij mijn bevalling hoogstwaarschijnlijk de anesthesist hebben proberen om te kopen om me een shotje epidurale bij te pompen. En dat eeuwige maandelijkse gebloed en gestink, daar zie ook écht de schoonheid en het wonder niet van in.

Dus: als er nog eens een groepje vrouwen in het maanlicht gaat dansen en vervolgens hun menstruatiebloed onder een bedje van elandenmos begraven, laat iets weten. Volgende keer ga ik graag mee. Dan maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn hele santenkraam, eierstokken inclusief, mee in de grond te steken. Om vervolgens met veel bravoure een rituele tapdans in te zetten, ter ere van mijn bevrijding.

De 10 geboden

Ah, de zomer is in het land. Menigeen maakt zich weer klaar voor een deugddoende vakantie bij de Costa Del Betere Oorden. Ik spreek uit ervaring als ik zeg dat mensen helaas vaak ontoerekeningsvatbaar worden (van de zenuwen?) wanneer ze aan boord van een vliegtuig komen. Die twee mannen (of vrouwen) vooraan hebben nochtans hun vliegbrevet niet bij een pak cornflakes gekregen en het lieftallige cabinepersoneel weet ook wel waarmee ze bezig zijn. Alleen: de communicatie aan boord verloopt niet altijd optimaal.

Hier volgen Tien Geboden die het leven aan boord een stuk makkelijker kunnen maken. Goedbedoeld advies voor de passagiers van goede wil. En zo kan iedereen met een blij gemoed naar Happyland vertrekken.

Gebod 1: gij zult geen kosten proberen te besparen door alles in een oversized handbaggage te proppen

Het klinkt als een goed idee. Geen grote koffer meer inchecken en gewoon wat handbaggage meenemen. Tegenwoordig zijn er überhippe, lightweight trolleys op de markt die ‘cabin sized’ zijn. Helemaal in stijl flaneer je gezwind, trolley nonchalant meesleurend,  door de brug naar de vliegtuigdeur. De ratelende wieltjes geven je een zeker mondain gevoel, echte jetset…Tot je plots vriendelijk maar vastberaden wordt tegengehouden door de steward(ess) die je meedeelt dat je cabin sized trolley niet meer in de cabine past. En beneden bij de grote baggage in de buik van het vliegtuig moet. Dit doet hij/zij niet omdat hij/zij slecht geslapen heeft, maar om de simpele reden dat de bagagerekken vol zitten. Onbegrijpelijk? Wel, hoogstwaarschijnlijk ben je niet de enige die met een trolley aan boord is gekomen. En er zijn nu eenmaal maar een beperkt aantal bagagerekken. Als je weet dat er –met veel geluk- maar maximum twee trolleys in een vak passen, dan is het niet onlogisch dat niet alle 189 passagiers hun kleinood op wieltjes kwijt kunnen. En nee, hij mag niet achter de zetel van de laatste rij.

Zoals helaas nog te vaak gebeurt kun je het op een schelden zetten of proberen een knap staaltje Griekse Tragedie ten berde te brengen. Dit werkt -voor alle duidelijkheid- niet. Nooit. Laten we deze tactiek dan maar voor eens en altijd de vergeetput in duwen.

De enige optie is: zo snel mogelijk, in een hoekje waar je andere passagiers bij het instappen niet hindert, de spullen die je denkt nodig te hebben tijdens de vlucht uit de trolley te halen en de trolley mee te geven aan de bagagist. Vergeet zeker geen (reis-)documenten, cash geld en medicatie te verwijderen. En eventuele lithium-ion batterijen. Want ‘dat’ willen we zeker niet op ons geweten hebben omdat we per se een paar euro wilden uitsparen.

Een klein gebedje opdat de trolley zonder krassen en deuken van de bagageband zal rollen is eveneens wenselijk.

Gebod 2: ge zijt veel mooier als ge lacht. En uw instapkaart laat zien

Je krijgt maar 1 kans om een eerste indruk te maken. Dan is het toch beter dat de crew ziet dat er een goedgeluimde, sympathieke medemens binnenstapt dan een onbeschofte ***hole? Geloof me, het kan nog van pas komen. Ieder mens heeft het in zijn natuur nét een tikkeltje extra zijn best te doen voor iemand die hij of zij leuk vindt. Altijd.

Begin bij het instappen al niet te zeuren tegen de purser dat je net jouw instapkaart hebt weggestoken. Het interesseert haar niet dat je op 17B zit. Haar interesseert het enkel dat je op de juiste vlucht zit en geen slechte bedoelingen hebt.

Wees welkom.

Gebod 3: gij zult het spel overtuigend spelen: de vloer is lava

Eindelijk de toegewezen zitplaats voor de komende uren gevonden? Goed zo. Nu is het jouw verantwoordelijkheid om zo snel mogelijk plaats te nemen en de dingen vooruit te laten gaan. Aangezien je al een kwartier de tijd hebt gehad bij de check-in om jouw Woordzoeker/iPad/Crash Survivalgids voor Dummies te zoeken en uit je tas te halen is er geen reden meer om te staan lummelen. Hou je jas nog even aan of neem hem op je schoot. Straks als de bagagrekken gevuld zijn kun je ‘m alsnog op de baggage leggen, zo kreukt hij ook veel minder. Ja, dit mag zelfs na het opstijgen wanneer het fasten seatbelt lampje is uitgegaan.

Ontevreden over jouw plaats? Neem ‘m toch maar even. Na het opstijgen heeft de crew tijd om na te denken hoe ze jou toch nog bij jouw misses/mister/reisgezel kunnen krijgen. Dit vergt wat mathematisch inzicht en puzzelwerk en is behoorlijk stresserend tijdens een drukke boarding. Het is voor de crew prioritair om iedereen aan boord te krijgen en zo snel mogelijk op te stijgen. Iedere minuut vertraging is een minuut minder vakantie, toch?

Gebod 4: ge moogt uw schoeisel aanhouden

Vreemd genoeg hebben mensen, eens ze neerzitten, de bizarre gewoonte om hun schoenen uit te schoppen. Alsof ze thuis in de zetel een potje Netflix gaan liggen kijken. Als je last hebt van gezwollen voeten: je doet aan uitstel van executie. Het is veel erger om met uitgezette zwanworst-tenen terug je knellende schoenen aan te trekken dan ze gewoon lekker compact in de schoenen te laten. Dat werkt zelfs een beetje als een corset, zo blijven ze in toom. En denk aan de medepassagiers en het cabinepersoneel. Het zou niet de eerste keer zijn dat de steward(ess) in het voorbijgaan even loert of er misschien ergens een camembertje van de vorige vlucht op de grond is achtergebleven. Weet ook dat vliegtuigvloeren niet bepaald proper zijn. Er gebeuren nogal eens ongelukjes. En het water op de toiletvloer waar je zonet blootvoets bent ingetrapt? Wel, dat is geen water.

Gebod 5: denkt even na voor ge gaat. Of terugkomt

Natuurlijk hoopte je dat jouw blaas het zou volhouden tot op de begane grond. Maar helaas, je zit in een cabine onder druk en hebt net van een lekker verfrissend glaasje Fanta genoten. Natuurlijk zie je net een trolley in het gangpad staan. Maar hoe pakken we dit nu best aan tijdens de service? Het is eigenlijk simpel. Kijk even wat de crew aan het doen is.

Staat er een maaltijdtrolley twee rijen voor je? Wacht dan even tot ze voorbij zijn. Anders moeten ze een heel manoeuver uitvoeren om jou door te laten. Dat is gewoon een kwestie van etiquette. Zit je in het midden en ben je aan weerszijden ingesloten? Vraag dan even beleefd (mét glimlach!) of je mag passeren. Dat is heus niet zo erg. Nog een welgemeend bedankje en het is helemaal ok.

Maar nu komt het tricky gedeelte. Het terugkeren. Wel: daar is eigenlijk maar 1 regel voor. Wat je ook doet, ga niet als een bronstig hert staan hijgen in de nek van de steward(ess) aan de trolley. Hou afstand, als je toch wil wachten in het gangpad! Er moeten dingen uit de trolley genomen worden en de kans is groot dat het tot een botsing komt. Hou de dirty dancing maar voor op de beachparty vanavond. Als je toch niet kan wachten, doe beleefd teken en vraag of het mogelijk is om je door te laten. Ook met de glimlach. Vergeet alweer niet te bedanken.

Gebod 6: gij zult uw dankbaarheid uiten

In gebod 5 kwam het al aan bod: bedank de crew. Het is geen moeite en het maakt een wereld van verschil.

Wanneer men vraagt wat je wil drinken, zeg dan ‘een glaasje water alstublieft’ in plaats van ‘water’. Dit is ook van toepassing op alle andere drankjes/snacks die worden aangeboden. En zeg daarna: ‘dankuwel’. Moeten we dit op kleuterniveau uitleggen? Jammer genoeg wel.

Gebod 7: ge hoeft niet de rebel uit te hangen

Iedereen kent het wel: turbulentie.

Er wordt in drie talen gevraagd te blijven zitten en de toiletten niet te gebruiken. En toch is er altijd een Jolige Jan die het een goed idee vindt om stiekem, wanneer het personeel net voorbij is gekomen, het toilet in te duiken. Of een vrouw die het niet nodig vindt om haar kind, ‘dat net slaapt’, vast te maken.

Wel…het is een risico. Een groot risico. Turbulentie kan soms grillig zijn. Het kan dan lijken of er niks aan de hand is, maar de piloten krijgen op voorhand waarschuwingen over mogelijk zwaardere luchtzakken. Dat lampje brandt dus wel degelijk om een reden. Tik drie woorden in op Google: severe turbulence accidents.

Graag gedaan.

Gebod 8: gij zult in uwen eigen talloor kijken

Wanneer de crew niet bezig is met de service kunnen ook zij een hapje eten. Als je dringend iets nodig hebt, mag je dat altijd beleefd vragen. Sta je aan te schuiven bij de toiletten, dan is een vriendelijk toegewenste ‘smakelijk’ nog best lief. Maar hou het daar bij. Sta niet te gapen naar elke hap die de steward(ess) in zijn of haar mond steekt en hou de commentaar voor jezelf. Ja, dat is ook vliegtuigvoedsel en nee, dat is inderdaad niet hetzelfde als wat u net gegeten hebt. Toedels!

Gebod 9: gij zult voor uw eigen deur keren

Vooral op lange-afstandsvluchten een gekend fenomeen. De passagiers verlaten het vliegtuig en de cabine ziet eruit alsof er een driedaags muziekfestival heeft plaatsgevonden. Overal bekertjes op de grond, platgetrapte chips, koekjes, verscheurde inflightmagazines,…

Heb respect voor jouw zitje. Hou het proper. Het personeel komt vaak genoeg langs met afvalbakken. Wees dan niet te lui om dat lege bekertje mee te geven. Zet gewoon die spannende film even op pauze. Vóór de landing wordt er altijd nog een laatste afvalronde gedaan. Dit wordt zelfs aangekondigd. Het is een kleine moeite om dan even te controleren of de seat pocket trashvrij is en er niks meer op de vloer ligt.

We hebben toch ook graag een proper huis?

Gebod 10: gij zult ontspannen, vriend

Blijf na de landing rustig zitten tot het fasten seatbelt lampje uit is gegaan.

Het heeft ook geen nut om vooraan in de galley te staan ronddraaien wanneer de deur nog moet geopend worden. Je staat daar in de weg. Als je op de eerste vakantiedag niet meteen dental surgery gepland hebt, zet je beter een stapje terug het gangpad in. Want op bepaalde toestellen kan de deur best een venijnige zwaai maken.

Stap geduldig uit. Groet en bedank de crew kort en bondig.

Glimlach.

De vakantie is begonnen!

Hashtag Groen

Ik zit gezellig in de zetel te keuvelen met mijn BFF. Over mijn strapatsen met het andere geslacht, over het moederschap (dat van haar althans), over het werk. Kortom, de dingen waar je op een gewone vrijdagavond als BFF’s over keuvelt. Ik steek een betoog af over een ex-collega, even oud als ik, maar wel tien kilo lichter. Dat figuur van haar is toch niet zo geweldig. En ze is wel een beetje een trut. En die acht jaar jongere collega die net aan het bouwen is, die zal ook wel het één en ander van thuis meegekregen hebben. Ik ben net op dreef wanneer ik de blik in haar ogen zie. Deze spreekt boekdelen. Mijn laatste woorden galmen na in mijn hoofd en dan geeft de realiteit me een behoorlijke slag in mijn gezicht: ik ben een monster geworden.

Ik vind het moeilijk om zelf toe te geven, maar het is een feit: ik heb af en toe last van de vuile, stinkende, bacterie genaamd afgunst. En ze steekt de kop op in de meest uiteenlopende situaties: van iemand die net een KitchenAid heeft gekocht, tot iemand die er opvallend ‘putjesloos’ in bikini uitziet, tot iemand die staat te blinken met haar knappe vent, zoontje, dochtertje én enthousiaste golden retriever.

Conclusie: ik ben blijkbaar tegenwoordig één wandelende homp frustratie.

Vind ik mijn eigen leven dan zo verschrikkelijk?

Neen. Hoegenaamd niet.

Ik voel me als eeuwige twintiger -we gaan hier niet over details beginnen- best goed in mijn vel, heb de leukste vrienden ever, heb een zalige job vol afwisseling, en ben vrij als een vogeltje. De wereld ligt nog verleidelijk lonkend open voor mij, klaar om verkend te worden.

Hoe kom ik dan aan dat perfecte vergelijkingsmateriaal?

Ik wil absoluut niet met het beschuldigende vingertje gaan wijzen, maar ik heb zo’n vaag vermoeden dat mijn eeuwige compagnon, mijn oh zo dierbare smartphone, hier voor iets tussen zit. Mijn beheerder van wijsheid, sociale contacten, afspraken, uurroosters, grappige kattenfilmpjes en ook: frustratie. Ondanks het feit dat ik hem toch wel graag bepotel. Getuige mijn foto’s-met-een-knipoog op Instagram, of mijn profielfoto’s op Facebook die -grif toegegeven- wel eens een beetje te vaak durven veranderen.

Maar ergens doorheen de tijd is het internet het walhalla van perfectie geworden. De tentoonstelling van Hoe Het Moet. Op zich is daar niks mis mee: ik vind er best wel goeie receptjes of mode-ideeën. En het blijft een leuke en handige manier om het contact te bewaren met je kennissen en vrienden of om je ex te bespieden. En Instagram is een beetje zoals het lezen van Elle magazine. Of Nest. Of Woef. Of Men’s/Women’s Health. Of het Kookboek van de Boerinnenbond. Ontspannend om af en toe eens in te bladeren.

Alleen is het grote verschil: vanaf het moment dat ik mijn smartphone ter hand neem, is er dat vingertje dat automatisch op het icoontje klikt van Facebook. Of Instagram. Dus die af en toe wordt al gauw: elk vrij moment. Een niet-aflatende stroom van perfectie dus.

En, menselijk als we zijn: ik ben niet perfect, dus -bam!- hier komt de confrontatie.

Stel, ik nestel me lekker in mijn zetel met een glas wijn en een zak chips. Ik weet gewoon dat er geschranst gaat worden en ik heb er zin in. Ik doe uit gewoonte Instagram open en ik zie een foto van een bordje spinazie met zoete aardappel en wat zaden, aangevuld met hashtag healthy, hashtag paleo, hashtag fitbody hashtag veel seks. Dat laatste is mijn fantasie die nog even wat olie op het vuur gooit, but you get the point. Beteuterd kijk ik naar mijn kruidige, knisperende aardappelschijfjes en draai de zak om, om toch nog maar eens te checken of hier wel écht zoveel calorieën in zitten als beweerd wordt. Ik loop terug naar de keuken en kom terug met een klein kommetje chips. De gezondheidsfreaks zullen nu juichen. Over de kaak van mijn innerlijke bourgondiër rolt een traantje naar beneden.

Of een ander scenario: ik die op een vrije dag wat op de zetel hang in peignoir. Ik open dat verrekte internet en ik word gebombardeerd door selfies van mensen in de fitness, of joggers in 1 of ander idyllisch herfstlandschap. Ze kijken me verwijtend aan vanop mijn scherm. Schuldbewust trek ik -dik tegen mijn zin- mijn sportkleren aan en vertrek. Met een humeur om op te schieten.

Of deze, ook een mooie: ik woon alleen en dit is maar tot op een bepaald punt mijn eigen keuze. Zonder zielig te willen doen: ik had me mijn leven op deze leeftijd wel een tikje anders voorgesteld. Dan helpt het niet als ik weer overstelpt word met foto’s van koppels en gezinnetjes hashtag love hashtag mijn allesjes hashtag cosy hashtag samen kunnen we de wereld aan. Moet ik dan een foto posten van mezelf hashtag mijn niksjes of hashtag mijn plantjes?

Dit is totaal geen kritiek op mijn contacten die hun belevenissen ongetwijfeld totaal goedbedoeld willen delen met de wereld. Mijn gezonde, fitte, gezellige, hippe en lieve vrienden. Het is hen van harte gegund, hun perfect belichte, pastelkleurige leven met een mix van design en eclectische vintage meubelen. Maar er zijn zo van die dagen dat ik me vrij imperfect voel. En er zijn ook dagen dat ik daar moeilijk mee om kan gaan.

Ik kan het gevoel niet wegstoppen dat ik alles wat ik tegenkom, ook moét doen, moét hebben of moét zijn.

En ik moet niks, behalve dan voor eens en altijd stoppen met mezelf te vergelijken met een realiteit waar een verfraaiende filter opstaat.

Misschien moet ik maar eens een filter downloaden in mijn hoofd, om de perfectie-parade een beetje de baas te kunnen.

  • NO FILTER: ik heb net geweldige seks gehad, ik hou van iedereen, bring it on! En ik krijg the whole charade, alle perfecte plaatjes, ongecensureerd, in hapklare brokken.
  • LIGHT FILTER: ik ben content, ik heb net een herfstwandeling gemaakt. Geen koppel-foto’s, maar de wereld bestaat uit lotgenoten die net als ik in een hippe bar op hun sterke, zelfbewuste eentje van een latte macchiato aan het slurpen zijn.
  • ADVANCED FILTER: ik heb Pre-Menstrueel-Syndroom en ga NU een reep chocolade in mijn keelgat rammen. Hell no, geen paleo of fitnesstoestanden, please. Ook liefst geen happy couple- of bikinifoto’s. Doe maar wat life quotes. Met puppy’s en shit.

Saaie muts

Sinds 1 februari is het al bezig. Nee, eigenlijk sinds begin januari. Na het verwerken van de laatste nieuwjaarskater is menigeen van de daken aan het schreeuwen dat hij ‘vanaf volgende maand’ — al dan niet tijdelijk — stopt met het nuttigen van alcohol.

En zo geschiedde. Ik moet maar mijn Facebook of Instagram openen of ik word gebombardeerd met foto’s van detox-shit, ‘gezonde’ drankjes en triomferende mensen met een lichte melancholie in de ogen. Allemaal hopend op een duimpje of een bemoedigend woordje in hun strijd tegen de vijand, a.k.a. de verleiding van het goede leven.

Face it: onze maatschappij begint het rock’n rollgehalte van een paar lichtblauwe Crocs te krijgen.

Voor de A.A. me hier gaat aanvallen: ik vind het op zich niet slecht dat mensen hun dierbare lever een beetje respijt geven na de bacchanalen die de eindejaarsperiode met zich meebrengt. Het is alleen een beetje … saai. Moet dat nu echt allemaal zo en plein publique?

Wie heeft er eigenlijk een boodschap aan dat een ander ‘geweldig goed bezig’ is door keigezond te eten, niet meer te drinken  en te leven op veel te dure, fancy detox-sapjes? En blijkbaar is koffie nu ook al een collectieve vijand geworden. Dat is voor mij het breekpunt. Ik snap de gezondheidsvoordelen van geen alcohol drinken, minder vet te eten, bla bla … Maar koffie?

Het goddelijke wondergoedje dat me vanbinnen lekker warm maakt, dat ervoor zorgt dat ik überhaupt aan mijn dag kan beginnen, dat me bijstaat tijdens nachtvluchten, dat een lekker stukje chocolade nog lekkerder maakt?

Ik bedoel maar: wat is daar nu in godsnaam weer mis mee?

En dan de hashtags: “what’s your excuse?” Euhm … Excuus voor wat? Laat me gewoon met rust. Ik heb geen belerend vingertje van de Gezondheids-Gestapo nodig.

Ik ben zelf oud genoeg om te beslissen of ik ga sporten of me nog eens lekker omdraaien in bed. Of ik vanavond een salade ga eten of nog eens bij Pizza.be ga shoppen. Of ik, als ik op stap ben, de dag erna ruimte en tijd heb om een klein katertje toe te laten of de hele dag lamlendig in de zetel te hangen tot ik fit genoeg ben om een dikke pasta carbonara (beste anti-katermaaltijd ooit, bedank me later maar) naar binnen te duwen. Alleen: dit zijn mijn eigen beslissingen en hier heeft niemand ook maar iets mee te maken.

Ik maak mij dan ook de volgende bedenking: hoe kritisch maakt het collectief streven naar ‘hoe het moet’ ons? En dan vooral: onze jongere generatie die, hoe je het ook draait of keert, in onze voetsporen zal treden?

Ik ben nog opgegroeid in het pre-social media tijdperk. Dus ik moest het hebben van de peer pressure van artikels over diëten en gezondheid in de meest gangbare vrouwenbladen.

Die ik ook dicht kon slaan als ik ze niet wilde zien. Waar ook toen, een goeie twintig jaar geleden, het evenwicht tussen ‘lief zijn voor jezelf’ en streven naar perfectie al driftig bediscussieerd werd.

Maar nu, dankzij de constante propanganda die ons door de strot wordt geduwd door ‘zij die weten hoe het moet’, rust er wel een constante druk op de maatschappij om mee te doen, om te volgen, want: het is goed voor ons!

Kortom: wij zijn saaie mutsen aan het worden.

En het werkt. Ik kom maar al te vaak jonge meisjes tegen die bezig zijn met de gezondheidshypes, maar zich eigenlijk gewoon ronduit slecht in hun vel voelen.

Da’s inderdaad niet ongewoon voor jonge meisjes. Maar misschien dat we juist daarom eens wat milder mogen worden en het ‘mens zijn’ in al zijn facetten omarmen. Ook de zogenaamde ‘zwakke’ momenten, waarop we — heel menselijk — al eens toegeven aan onze goesting in plaats van ons te gedragen zoals het hoort.

Hoe kan het dat jij nog single bent?

Ik ben dus single. Alleenstaand, zoals men dan zegt. Waarom eigenlijk niet alleen-liggend (da’s het ergste), of alleen-zittend? Alleen-levend, dat is een mooie. Ik ben dus alleen-levend. Eigenlijk al lang. Elke dag moet ik mezelf wel op één of andere manier verantwoorden waarom dat zo is. Ik moet dus: een onhebbelijke bitch zijn, naar Camembert ruiken óf over een onmogelijk eisenpakket beschikken. Laat ons gewoon maar even van het laatste uitgaan.

Wat zoek ik dan, in een man? Wel, mijn beste, daar zal ik eens onverbloemd antwoord op geven.

Ik ben geen super-oppervlakkige trut, maar ik kan het niet ontkennen: ik val op mooie mannen. Kom, schiet me maar neer. Ik kan er niets aan doen, het is al van mijn kindertijd zo. Als ik puur instinctief mag kiezen, val ik nog steeds op Ken van Barbie: groot, blond, blauwe ogen, mooi gebouwd, mooie tanden en tonnen stijl. Het plastieken kruis zullen we even door de vingers zien. Mijn eerste crush had ik toen ik zeven was, op Guy Reid van de Flying Doctors. Sorry, ik ben nu eenmaal een kind van eighties, maar daarvoor bestaat Google. Gevonden? Juist, een vleesgeworden Ken-pop. Dus: liefst een slanke man, groter dan ik (niet dat dàt een echte opgave is), een goeie bos haar op het hoofd (bonuspunten!), een tattooke hier en daar kan ik zeker wel pruimen (maar is geen must) en graag ogen waar de beruchte ‘twinkel’ inzit. De twinkel is het instrument dat me doet giechelen als een schoolmeisje wanneer je met me praat, zelfs al gaat het gesprek over de wereldeconomie. Gooi daar dan ook nog het vage maar o zo essentiële sex-appeal bij. Sex-appeal. What’s in a name? Ik weet al na een eerste ontmoeting of ik met jou ooit, à la limite wanneer ik heel heel heel dronken zou zijn, seks zou kunnen hebben. Indien ja: proficiat, je hebt sex-appeal! Nee? We zullen het bij een latte macchiato houden.

Conclusie: ik hou van verzorgde, mooie mannen. Is dit zo fout? Volgens mij niet. Ik ga mij ook niet voor mijn plezier afbeulen in de fitness om in mijn kleren te bijven passen! Het is dus maar fair dat er iets terugkomt, denk ik dan zo.

Dat brengt ons bij het volgende:

Ik wil weergaloze seks! Massa’s en massa’s goeie seks! Mijn entourage-die-het-altijd-goed-voorheeft-met-mij (of toch het gedeelte dat geen goeie seks meer heeft), komt dan met de volgende uitspraak: ja, maar dat blijft toch niet duren’. Nou. Zal ik dan maar direct voor slechte seks gaan? Dan kan het zeker niet slechter worden. Dàt geeft pas een garantie op een lang en gelukkig huwelijk. Als het van bij het begin al slappe kost is, wat maakt het dan de moeite waard? De gezellige etentjes en namiddagjes koffieleuten? Daar heb ik mijn vriendinnen en vrienden voor, hartelijk bedankt.

Oh, nog zo een mooie: plaats me alstublieft op een voetstuk! Simpel: zeg tegen mij dat ik de mooiste en geweldigste vrouw ben die je ooit hebt ontmoet (ik ben ook geen achterlijke gans hé, maar hou er de magie wat in), in ruil daarvoor vertel ik je dat je de beste minnaar ooit bent en dat je het meest goddelijke instrument bezit dat ik ooit bespeeld heb. En geloof me, op die manier zal ik veel muziek maken! Laat de bespreking van mijn knappe collega, die toevallig bikinimodel is en op de centerfold van de laatste Ché staat, maar voor de avondjes met de vrienden. Echt.

Je mag ook wel intelligent zijn. Okee, je moét. En daarvoor hoef je echt geen universitair diploma te hebben. Geen taalfouten (typ-foutjes zijn ok), geen domme commentaren op social media en als jij dan absoluut de drang voelt om jouw mening in een of ander politiek getint debat te gooien, laat die dan genuanceerd zijn. Niks onaantrekkelijker dan iemand die als een grasmaaier in het wilde weg alles wat op zijn pad komt onderuit hakt. Wereldwijs is ook lekker. Echt waar. Zeker als we gaan uiteten. Hoé, jij wist niet dat carpaccio rauw is? Zucht …

Qua karaktereigenschappen ook een must: zelfrelativering! Ja, je bent een topper omdat je een mooie deal hebt afgesloten, geprezen bent door je werkgever of opslag hebt gekregen! Hoera! Maar om dat dan op restaurant met een uitgestreken en blasé gezicht net luid genoeg te gaan verkondigen zodat ze het drie tafels verder ook horen … Wrong! Niks verkeerd met gewoon oprecht blij te zijn en even rond te springen. Ik spring wel mee. En so what als je bij het binnenkomen bijna over je eigen voeten struikelt omdat je zo onder de indruk van mij bent. No biggie, lach ermee, maak er een grapje over, laat zien dat jij je niet de meerdere voelt van mij. Ik zal gegarandeerd beginnen kirren als een duifje.

Jij mag ook alles doen waar je zin in hebt. Roken, drinken, af en toe je geest eens verruimen. Maar: geen verslavingen. Ikzelf heb karakter genoeg om geen enkele verslaving in stand te houden, jij moet ook maar mans genoeg zijn. Trop is teveel. En stop op tijd. Af en toe is een fatale, zatte, uit de hand gelopen avond gigantisch lollig. Vanaf het moment dat er zich een patroon begint te vormen is het al te laat. Waarschijnlijk zit ik dan al op de eerste trein richting Herwonnen Vrijheid.

En last but not least: laat me lachen. Echt lachen. Ik lach bijna altijd, die uitdrukking leent zich het meest tot de morfologie van mijn gezicht, maar ik lach zo graag om een stom grapje. Iets gevats. Wees creatief. Doorgaans: hoe droger de grap, hoe natter mijn -nee, grapjas!- … wangen.

Omdat een gewaarschuwd man er twee waard is: ik ga zeuren en klagen als ik een vreselijke dag heb gehad op het werk, als ik een boete onder mijn ruitenwisser heb steken of de gasfactuur weeral is opgeslagen.

Maar jij mag dat ook bij mij doen. Beloofd.

Daarna trekken we een lekker flesje wijn open en klinken we op ons, zagers.